CRITERIA DSM-5 (300.7)
De stoornis in de lichaamsbeleving is uit de categorie "somatoforme stoornissen" verplaatst naar de categorie "obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen’" en wordt nu morfodysfore stoornis genoemd. De criteria zijn grotendeels ongewijzigd ten opzichte van de DSM-IV.
Bij de stoornis in de lichaamsbeleving (body dysmorphic disorder, BDD) gaat het vooral om vermeende defecten in het gezicht, de huid, het haar, de neus, oogleden, mond, lippen, kaken en kin. De (obsessieve) gedachten ("intrusies") aan hun uiterlijk beheersen hun leven. Een op de vier doet een zelfmoordpoging, 50% ondergaat een operatie om de vermeende afwijking te corrigeren.
Bij de stoornis in de lichaamsbeleving is het centrale symptoom de preoccupatie met of een ingebeelde of een kleine onvolkomenheid van het uiterlijk, waaraan de persoon overdreven veel belang hecht. De opvatting heeft niet (voortdurend) de intensiteit van een waan. Dat wil zeggen dat de persoon de mogelijkheid kan erkennen dat het niet zo (erg) is als hij denkt dat het is.
De prevalentie (totaal aantal gevallen die er op een bepaald moment zijn) varieert in de literatuur van 0,7 tot 13%. De diagnose BDD wordt waarschijnlijk, ten onrechte, vaak niet gesteld. Er is geen verschil in voorkomen tussen mannen en vrouwen. Het begin ligt gemiddeld rond het 16e jaar.
Voorts kan gespecificeerd worden of er sprake is van een
- goed/redelijk realiteitsbesef
- gering realiteitsbesef
- ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
Er kan ook een subtype "met musculodysfore stoornis" worden getypeerd; hierbij heeft een patiënt (ook) de preoccupatie dat zijn of haar lichaam te smal gebouwd of te weinig gespierd is. Het gaat hier meestal om mannen met vaak extreme trainingsschema’s, diëten en soms ook gebruik van anabole steroïden, waarmee men bij behandeling rekening moet houden.
Bron: Hulpgids